top of page

Tegen waanbeelden

Medisch experiment

Tegen waanbeelden

Wat een klotewereld is dit toch!
Met een nadeinend gevoel die de energierekening op me heeft achtergelaten pak ik mijn zwarte koffie erbij en de krant. Mijn oog valt op een advertentie.
"Gezocht: vrijwilligers voor medicijnontwikkeling"
Menselijke proefdieren, zul je bedoelen.
"Beloning vijfduizend euro"
Vijfduizend euro? Godsamme! Daar kan ik heel wat energierekeningen van betalen!
"Voor de ontwikkeling van een medicijn voor patiënten met waanbeelden zoeken wij gezonde vrijwilligers die het medicijn in een lage dosering willen testen. Je wordt een weekend intern volledig verzorgd, waarbij je een éénmalige dosis van het medicijn krijgt toegediend. Ondertussen nemen wij bloed af en krijg je verschillende vragenlijsten en testen. Na zes weken volgt nog éénmaal een bloedtest en vragenlijst."
Dat klinkt verdomme als heel makkelijk verdiend geld en ik ben heel erg gezond!

Op weg naar de kliniek zit een zwarte kat op mijn pad. Kutbeest! Ik maak een schoppende beweging naar het dier. Een vrouw met poedelkapsel kijkt mij afkeurend toe. Ik moet me heel erg beheersen om haar niet ook uit te schelden. Alsof zij zo’n kattenliefhebber is, die heeft vast zo’n kunstig geknipte hond met net zo’n kapsel als zij zelf.
De kliniek zelf heeft meer weg van een hotel met bijbedoelingen. De vloer is glimmend glad met in het midden een rode loper, alsof die vanochtend voor de vrijwilligers is aangelegd om zich minder proefdier te laten voelen. Het plafond is hoog en voorzien van moderne kroonluchters.
Achter de balie zit een slank vrouwtje met dikke tieten op de achterkant van haar pen te kauwen. Haar donkere haar zit hoog opgestoken. Wanneer ze me aan hoort komen kijkt ze vlug op. ‘Welkom! Meneer…?’
‘Meneer Smalenburg’
‘Welkom, meneer Smalenburg! Wat fijn dat u er bent. Ik zal de dokter roepen. Ondertussen mag u plaats nemen op één van die stoelen achter u.’ Ze wijst naar een lounge set met donkergroene pluchen bekleding en een mahoniehouten salontafel. ‘Wilt u wat drinken? Koffie, thee? Ik mag u helaas geen whisky aanbieden.’ Ze lacht haar parelwitte tanden bloot.
Er wordt echt alles aan gedaan om te zorgen dat ik niet de benen neem. Voordat ik weer naar buiten kan rennen, hoor ik mijn naam. Een lange, slanke vrouw van midden veertig met een doktersjas aan komt de hal binnen lopen. Een toonbeeld van keurigheid en toch is er iets in mij die haar de kleren van het lijf wil scheuren. Ik slik.
‘Loopt u maar mee.’
Gedwee loop ik achter aan haar aan. Naar de slachtbank.
‘Meneer Smalenburg, ik ga u de hele procedure uitleggen en daarna mag u uw handtekening plaatsen en de overige gegevens invullen, zoals uw rekeningnummer.’
Ze vertelt over het nieuwe medicijn en over synapsen die geprikkeld worden. Mijn gedachten gaan naar die vijfduizend euro en wat ik daar mee zal gaan doen naast het betalen van die stomme rekeningen. Een nieuwe broek? Modern gif voor de buurkat? Een avondje stappen?
‘Loopt u met mij mee?’
Ik word naar een kamer gebracht die het midden houdt tussen een hotel­- en een ziekenhuiskamer. Er staat een instelbaar bed met een alarmknop voorzien van witte lakens en een wasbare deken. Aan de modern groen geschilderde muren hangen fraaie schilderijen.
‘De verpleegkundige komt u zo aansluiten op het infuus. U zult waarschijnlijk wat slaperig worden. Het beste is om daar gewoon aan toe te geven. Als er iets is, drukt u op de rode knop.’
De verpleegkundige komt niet veel later binnen. Een saai grietje met peper- en zoutkleurig haar, een gebrek aan voorgevel en bij nader inzien ook aan achtergevel. Ze lijkt volstrekt kleurloos met haar asblonde wimpers en wenkbrauwen.
‘U krijgt zo het infuus van mij. Ik doe een beetje verdovende gel op uw hand, zodat u er niets van voelt. Daarna geef ik u het medicijn. Het kan zijn dat u wat slaperig wordt. Het beste is dan ook om u alvast om te kleden voor de nacht.’
Omkleden voor de nacht? Het is 10 u in de ochtend! Maar ik doe braaf wat ze zegt en trek mijn flanellen streepjespyjama aan.
Zodra de vloeistof inloopt voel ik me licht duizelig worden.
‘Ga maar lekker liggen, hoor’, zegt ze met haar muizenstem.
Ik voel mijn armen en benen lekker loom worden en het is net alsof ik in mijn matras zak. Mooie kleuren dansen voor mijn ogen en ik hoor haar volgens mij nog net ‘welterusten’ zeggen.
Wanneer ik mijn ogen opendoe is het nog licht. Ik heb dorst en honger, dus ik druk op de rode knop. Een frisse verpleegkundige met blonde paardenstaart komt energiek binnen. ‘Goedemorgen meneer Smalenburg! Heeft u lekker geslapen?’
‘Heerlijk, ik voel me als herboren! En ik heb maar even geslapen toch?’
‘Tja, het is wat u even noemt, het is zondag 11u, dus u heeft zo’n 25 uur non-stop geslapen!’
’25 uur?’
Ze glimlacht geheimzinnig. ‘Kan ik u iets te eten of te drinken aanbieden?’

’s Avonds mag ik de kliniek verlaten. Een prachtige rode kater zit op het plein voor de kliniek. Ik kriebel hem even achter zijn oren. Zou de buurkat weer in mijn tuin zitten? Misschien moet ik even via de supermarkt en wat snoepjes voor hem kopen.
Ik maak een huppeltje. Wat een mooie wereld is dit toch!

bottom of page