Tijdens onze eerste Pieter(fiets)pad-wandeletappe maakten we wat grappigs mee. Tenminste, ik kon er wel om lachen (achteraf). Tussen Winsum en Pieterburen, ligt het dorpje Eenrum, net als Winsum hét mooiste dorp van Nederland. Het is een idyllisch dorpje als uit een film met kleine, witte huisjes voorzien van trapgeveltjes.
Naast de prachtige kerk staat een enorme wilg met takken tot op de grond, de stam zo dik als een regenton. Eventjes waren we bang dat de boom zou gaan bewegen, zo erg leek deze op de boom in de Harry Potter films.
Wanneer je het dorpje bijna uitloopt en het niet zo mooi meer is, ligt even van de weg af een arboretum, wat nu beter bekend staat als de ‘rododendrontuin’. Een paar bouwvakkers stonden wat te dollen.
‘De kraanmachinist heeft bewegwijzering naar de tuin verdraaid. Zullen we jullie maar vertellen waar het is?’
Een kletspraatje volgde over het mooie weer, het fraaie landschap en waar we van weg kwamen.
De tuin zelf straalde zo’n rust uit dat je ervan ging fluisteren. De rododendrons stonden vrijwel allemaal in bloei en vogels vlogen over de vijver heen en weer. De tuin was aangelegd als een parkje waar je een klein rondje in kon lopen. Na een half rondje zag ik iets van een pad tussen het groen van de bomen en het groen van het gras. Daar stond een bankje onder de bloemen. Een ideale plek voor een kopje thee. Dus ik stuur mijn rolstoel over het gras. Mijn lief en ik keken elkaar tegelijkertijd aan en merkten op dat het gras wel erg drassig was.
‘Ik zal ‘m er maar beter gelijk uitrijden.’
Dat ging dus niet meer. Als ik vooruit probeerde te komen, groef ik me verder in en wanneer ik achteruit probeerde te rijden, groef ik me ook verder in. Wat ik ook deed, ik zat muurvast. Dan maar uitstappen en nogmaals proberen. Samen duwen bracht ook geen soelaas. Ik kan m’n rolstoel in z’n vrij zetten waarna je ‘m kan duwen. Ook dit hielp geen mallemoer.
Gelukkig kwam er uit het paadje een vader met zijn zoontje aanzetten en op het andere pad was net een ander gezin gepasseerd. Mijn lief ging de ene vader halen en ik sprak deze man aan. Of ze het betere spierballenwerk wilden laten zien. Dat wilden de mannen heel graag. Met vereende krachten sleur-tilden ze mijn rolstoel uit de blubber het pad op.
Daarna keek één van de mannen me met pretogen aan. ‘Het is net als met Roodkapje, hè? Je moet altijd op de paadjes blijven.’
Kommentare